“Eén boek van Dimitri Verhulst per jaar is meer dan genoeg ! ” prijkt er aan het eind van de leeslijst van één van mijn kinderen. Even verdacht ik de leerkracht Nederlands ervan zich zorgen te maken om het pril geestelijk en literair welzijn van mijn spruit. En bovendien, we wonen nu eenmaal sinds kort in West-Vlaanderen, en teveel Oilsjters zou mogelijk het assimilatievermogen voor het West-Vlaams hebben aangetast.
En omdat de 21ste eeuwse Vlaamse leerkracht eendachtig de tijdsgeest geen tegenspraak duldt, werd dit nog eens aangedikt met een niets aan de verbeelding overlatend “een tweede boek van Verhulst betekent een nul.” Ik miste nog net een uitroepteken.
Misschien was dit een oproep tot het lezen van nóg betere boeken, dacht ik. Of beter, misschien was dit zelfs een oproep tot het tonen van jeugdig literair verzet: het lezen van een boek dat niet op die uit Vlaamsche klei opgetrokken leeslijst voorkwam. Een Kundera misschien ? Of een Borges. Of wat te denken van een Kawabata of … laten we het bij de lage landen houden: een Elsschot, Hermans, Claus of zelfs een obligate aanslag van Mulish? Geen van die auteurs prijkte immers op die leeslijst.
Maar nee. Dat zag de leerkracht Nederlands net iéts anders: “Wie een werk maakt uit de verkeerde leeslijst, dus de leeslijst van een andere leerkracht, krijgt ook een nul.” Ha, dacht ik, die leerkracht staat tenminste voor zijn/haar visie op het (weliswaar bijna uitsluitend Nederlands/Vlaams) literair canon. Echter, even maar, heel even. Toen verstilde ik, slikte en las: “Ik kan dat werk niet corrigeren omdat ik het niet gelezen heb”.