bij groene morgenschemer
in onze tuin verpoost
de nachtegaal een ogenblik
tussen de bloesemtakken
van geluk vergetend
wat hij nog vertolken zal
lente
een lichte bloem
van dankbaarheid
is zacht ontloken
in mijn tuin
van stille eenvoud
ze dronk
de heldere druppels
van je morgendauw
tot in mijn hoofd
de lente geurde
en in mijn hart
een blauwe vogel zong
ogen vol liefde
liefde is liefde
van liefde…
jouw mooie ogen
zijn de aanleiding.
septemberavond
septemberavond met buiten
de nocturne van een krekel
en binnenin de verwondering
om zoveel schoonheid in twee noten
omhelzing
in de goudglans van de nacht
die zwaar naar stilte geurt
vind ik haar in bed
verstrengeld met het deken
ze droomt bang
en woelt zich bloot
ik fluister haar naam
in de avond en droom weg
zwaar van zaligheid en slaap
nu zij zich zo willig laat omhelzen
zestien
ze was pas zestien
en ik – ik was zoveel ouder,
zoveel kouder
grote ogen zochten naar genegenheid
dus verlieten we de zaak
op de loper van m’n begeerte
die reikte tot het huis
waar ik toen woonde
dat was pas leven
na 18 jaar tergend trage eenzaamheid
verloren liefde
ik heb vandaag
de liefde ontmoet
ze was jong
en ze rook naar jasmijn
zorgzaam
heb ik haar op mijn handen getild
en vele lieve woorden gezegd
onder andere:
je bent mooi
en met jou zou ik
van alles willen doen
maar plots was ze weg
onachtzaam dat ik ben
had ik het venster laten openstaan